Media: socialisatieagent of indoctrinatieagent?

Beste media

Naarmate de vluchtelingen toestromen, merk ik een verandering op bij jullie.
Op het begin van de vluchtelingenstroom postten jullie nog zeer verontrustende beelden of reageerden jullie geshockeerd, zoals de meerderheid van ons. We zijn nu al enkele maanden verder. Als ik, als jongvolwassene, scroll door mijn Facebooktijdlijn kom ik ook hoofdlijnen van jullie tegen. En ze maken me misselijk. Laat me er enkele citeren: “Groep Syriërs weigert opvang in tentenkamp Ardennen: Francken misnoegd” (Het Laatste Nieuws, 1 oktober 2015), “Tweede Duitse vrouw uit huurhuis gezet om plaats te maken voor vluchtelingen” (Het Laatste Nieuws, 1 oktober 2015), “Sans-papiers weigeren Maximiliaanpark te verlaten” (Het Nieuwsblad, 1 oktober 2015), “Vlaming pleit voor grenscontroles: er zijn al genoeg vluchtelingen” (Het Laatste Nieuws, 10 oktober 2015), etc. De reacties durf ik al niet meer openen. Zijn we allemaal vergeten dat vluchtelingen ook mensen zijn? Zij zijn meer dan letterlijk uit hun huis gezet, met bommen en geweerschoten, wanhoop, als beesten. Jij zet je eigen kinderen toch ook niet op een schamel bootje, tenzij het veiliger is dan op het land? Deze mensen willen ook gewoon een veilige thuis, net als jij en ik. Het is tenslotte onze eigen schuld dat deze mensen hulpeloos rondzwerven (hiervoor verwijs ik u door naar een eerder geschreven artikel: http://bit.ly/1MlKvHL). Maar blijkbaar verdienen zij geen veilige thuis…

Ik studeerde in het middelbaar Humane Wetenschappen en studeer nu Psychologie en weet dus uit het hoofd wat socialisatieagenten zijn. Dit kunnen individuen, groepen of instellingen zijn die van generatie op generatie zorgen voor de nodige informatieoverdracht, zoals waarden en normen. Het onderwijs, opvoeding, peergroups, de overheid en, jawel, de media zijn er voorbeelden van. Maar ik begin eraan te twijfelen of die laatste nog wel klopt. In mijn ogen moedigen jullie racisme aan. Jullie maken de meerderheid wijs dat de vluchtelingen verwend zijn en hier op vakantie komen. Het negativisme houdt maar niet op. En de soms fout of niet geïnformeerde lezers gaan jullie blindelings volgen. Kan het hiermee gedaan zijn, alstublieft? Jullie doen niet meer aan socialisatie, maar aan indoctrinatie, als je ’t mij vraagt. Indoctrinatie is een vorm van manipulatie door het systematisch en eenzijdig onderwijzen van aanvechtbare overtuigingen en opvattingen. Pas gewoon toe.

Met vriendelijke groet

Marte

Psycholoog Facebook en het selfie-syndroom

Je bent wat je deelt. Of dat hoop je toch. Je deelt enkel je mooie momenten, zoals foto’s waarbij je een half uur hebt gewikt en gewogen welke filter het beste past, je kleine spruit die zijn eerste stapjes zet, etc. Sociale media gaat dientengevolge meer over sociologie en psychologie dan over technologie.

Om erbij te horen, moet je mee in de virtuele rollercoaster. Heb je geen wonderdoos of tablet, dan val je uit de toon. Er wordt te veel aandacht geschonken aan wat je online doet of juist niet doet. Dat brengt behoorlijk wat stress en onzekerheid met zich mee. Je krijgt het gevoel dat je jezelf constant moet bewijzen om populair te zijn.  We concentreren ons steeds meer op ons digitale leven. Op restaurant grijpen we naar onze smartphones voor we aan onze maaltijd beginnen, tijdens een zonsondergang kunnen we het niet laten een foto te maken en ga zo maar door. Maar het gaat veel verder dan het perfecte moment registreren. De interactie die daarna ontstaat en vooral de vind-ik-leuks zorgen voor een vorm van voldoening.

Jonge gebruikers van sociale netwerken blijken goed na te denken over hoe zij overkomen bij hun onlinevrienden. Bovendien is Facebook voor extraverte en narcistische jongeren niet zomaar een website, maar haast een strategisch wapen op een sociaal slagveld. Narcisme is een vorm van gedrag dat gekenmerkt wordt door een obsessie met de eigen persoon. Wereldberoemd psycholoog Sigmund Freud gebruikte de term als eerste. Narcisten hebben de neiging om de belangen van anderen niet meer te begrijpen en – erger nog – te negeren. Daarnaast overschatten ze hun eigen aantrekkelijkheid en hebben een onrealistisch positief zelfbeeld. Ze gebruiken sociale netwerken graag omdat die hen volledige controle geven over hun zelfrepresentatie. Zelfpresentatie maakt deel uit van de activiteiten op sociale netwerksites. Op die manier creëren zij een zo positief mogelijk beeld van zichzelf. Facebook zou dan de perfecte habitat zijn om de ‘hoped-for possible self’ uit te drukken. Jongeren kunnen naar hartenlust de identiteit creëren waar zij altijd van gedroomd hebben. Selectieve zelfrepresentatie is bijgevolg kinderspel.

In hoeverre de selfies bijdragen aan de ontwikkeling van narcistische trekjes is nog niet te zeggen. Het lijkt misschien overdreven, maar achter de wens – of beter gezegd behoefte – van het hebben van een perfecte selfie, gaat veel meer schuil dan alleen een opgekalefaterd portret van jezelf neerzetten. Waar zelf-positionering vóór het selfie-tijdperk gebeurde door middel van je persoonlijkheid en karakter (en je dit zo verder ontwikkelde en bijstelde), is dit nu verlegd naar het virtuele.

Misschien daarom dat Apple ze iMacs, iPads en iPhones noemden, in plaats van weMac, wePad of wePhone. Door deze toestellen maken we wel connecties, maar de connecties zijn er niet beter op geworden. Op Facebook hebben we wel vriendenlijsten, maar velen onder ons zijn in het echte leven toch vriendloos. Technologie maakt het steeds makkelijker om vooral geen persoonlijk contact te hebben. Waarom bellen, als je ook een sms-bericht kunt sturen? Niet voor niets dat de afkorting SMS tegenwoordig steeds vaker voor Social Media Syndrome staat. Vaak halen we onze telefoon tevoorschijn, omdat we denken dat er iets is binnengekomen, terwijl dat niet zo blijkt te zijn. Zijn wij met zulk fantoomgedrag meester of is het de technologie?

Maar terwijl jij daar zit te navelstaren, draait de wereld door. Mensen worden ouder, baby’s worden geboren, nieuwe dingen worden ontdekt. We zijn altijd zo druk bezig met anderen te imponeren, dat we vergeten te genieten van die momenten. In de plaats van de wereld te overtuigen dat je leeft, leef!

Perfecte imperfectie?

Imperfect is het nieuwe zwart. Overal verschijnt reclame met ‘gewone’ vrouwen of onhandige mannen, die de media lovend onthalen. Sproeten en ros haar zijn plots bekoorlijk, terwijl deze pakweg 20 jaar geleden slachtoffer bij uitstek waren. De media en onze kritische grijze massa schuiven langzaam maar zeker het westers schoonheidsideaal aan de kant. Al is er nog veel werk voor de boeg.

We zijn allemaal ons eigen hopeloos. Hopeloos wreed zijn we, pietluttig, bevooroordeeld, stompzinnig, egoïstisch. Betweters met een kort lontje. We doen ons vooral beter en slimmer voor dan we zijn, met onze wonderdozen in de ene hand en een bekertje dampende koffie in de andere. Een vat vol bittere tegenstellingen is ieder mens. Verre van consequent in denken, handelen en voelen. We slaan en we troosten, we zeggen zus en we doen zo. We vernietigen en we scheppen in dezelfde beweging. We verkopen producten aan vrouwen om een natuurlijke haarkleur en egale huid te promoten, via half gephotoshopte modellen met haarextensions en valse wimpers. Zo verbazen we nog het meest onszelf.
Wat mij het meest verwondert is het nieuwbakken charisma waarmee de media dit soort opvattingen presenteren. Is het besef dat ons leven geen zonovergoten reclamespot is dan zo revolutionair? Alsof we jarenlang aan onze ideale wereld (ver)bouwden en nu pas de vlekken op de muur opmerken. Want dat is wat we doen. We praten niet over vliegtuigen die vliegen, we praten over vliegtuigen die crashen. We praten niet over egale, gladde huidjes maar we praten over onze jeugdpuistjes. We praten niet over onze afgetrainde lichamen en al die uren zweten in de fitnesszaal, we praten over onze vetrolletjes en zwembandjes. Het zijn de onvolmaaktheden die ons interessant maken. Het zijn de onvolmaaktheden die ons écht maken.

Toch blijft het moeilijk om het schoonheidsideaal los te laten. Ons schoonheidsideaal groeit en ontwikkelt zich als antwoord op de controle die mensen zoeken in hun omgeving. Schoonheidsidealen zijn niet voor niets gebaseerd op persoonlijke, sociale en economische factoren. Jongeren zijn bijvoorbeeld een makkelijk slachtoffer, want zij zijn zelf onzeker en zoeken een houvast. Kunnen werken aan dat (te) ideaal lichaam geeft hen controle. Die drang naar perfectie biedt hen bovendien een sleutel naar succes. “Mooie” mannen en vrouwen komen nu eenmaal sneller aan een job of een partner. En daar liggen de werkpunten. We zeggen wel dat louter het innerlijk telt, maar in praktijk passen we dit niet altijd toe.

De drang om ergens bij te horen heeft het omgekeerde effect. Het doet ons juist de das om. Om erbij te horen moet je je imperfecties aan de buitenwereld tonen. Want dan pas wordt je boeiend, de moeite om aandacht aan te schenken. “Perfectie is niet haalbaar, daarom verwachten we het van anderen.” – Leo Tolstoj

Kleine Rousseau

Een willekeurige kleuterklas bestaat uit verschillende clubjes, bijvoorbeeld de ik-wil-graag-mama-zijn-kleuters die de hele dag in de poppenhoek vertoeven of de ietwat minder extraverte kleurengoochelaars die de ene kleurplaat na de andere verslinden. In de lagere school worden die interesses en/of talenten vaak onterecht de kop ingedrukt. Het gaat er niet om of je binnen de lijntjes kleurt, het gaat erom dat je je eigen tekening maakt.

De drang naar het zelfstandig denken is al eeuwen oud. De filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) bestempelde in ‘Emile of Over de opvoeding’ de natuurstaat van de mens als goed. Iedereen wordt goed geboren, maar wordt ‘verpest’ door de maatschappij. Het kind moet zelfstandig achter zijn interesses komen en die zelf ontwikkelen. De opvoeding is volgens Rousseau de enige weg om de corrumperende maatschappelijke invloed te minimaliseren. Hij pleitte voor een op de natuurlijke nieuwsgierigheid van het kind gericht onderwijs, dat de mentale en morele ontwikkeling stimuleert. Met zijn roman verwierp hij de onderwijspraktijk van zijn tijd en die is nu inspiratiebron van menig pedagoog of docent.

We zijn opvoedbaar (nurture); dat onderscheidt ons van dieren, die grotendeels hun instinct volgen (nature). Mensen zijn dus langer afhankelijk van de opvoeding dan welk ander wezen ook. Een groot deel van die tijd brengen we door op de schoolbanken. Het onderwijs geeft betekenisvolle waarden en normen door, zodat de kinderen zich volop kunnen ontwikkelen en zo met kennis, waarden en een kritische blik naar hun omgeving leren kijken. Mooie dromen, maar de werkelijkheid is anders. De leerlingen worden niet gekneed naar een uniek persoon, maar naar een bepaald persoonlijkheidsprofiel. Kleuters moeten leerdoelen halen, kinderen worden competitief en prestatiegericht getraind. Jongeren krijgen zelfs steeds vroeger een burn-out. Bovendien lijden niet enkel leerlingen aan dit fenomeen. Ook leerkrachten zijn slachtoffer. Ze hebben geen tijd meer voor hun kerntaak, namelijk doceren. Ze moeten de leerlingen klaarstomen voor de arbeidsmarkt. Leerkrachten cijferen vakken als geschiedenis, literatuur en filosofie weg wegens tijdsgebrek of de stempel ‘nutteloos’. Lessen in kunst zijn bijvakken, keuzevakken. Het onderwijs is gebaseerd op ons analytisch en rationeel geheugen. Het is een systeem van onthouden en reproduceren. Pas wanneer je aan die competenties voldoet, ben je intelligent. Degenen die het beste mee zijn met dit systeem zijn dan succesvol. Toetsen en examens controleren de leerlingen vooral op kennis en niet op inzicht of vaardigheden. Hierdoor worden leerlingen geen empathische, kritische en creatieve burgers meer, maar inwisselbare automaten die de economie draaiend houden.

Ook de media zijn een belangrijke en invloedrijke socialisatie-agent. De media zijn een marionettenpop van de staat, de elite en de religie. Bovendien zetten pedagogen en leerkrachten de media vaak in als educatiemiddel. De media lijken dan nog zo onschuldig en triviaal, toch kunnen ze een grote impact hebben op de jonge, beïnvloedbare hersentjes van de bevolking. Tijdens een experiment in 1958 bewezen onderzoekers in Amerika hoe de media influenceren. De onderzoekers lieten in verschillende cinemazalen reclameboodschappen zien, met soms een flits van een banaan ertussen, zo snel dat het niet opviel. Tijdens de pauze boden de onderzoekers appels en bananen aan. Wat bleek? De meerderheid koos voor de banaan. De media is daarbij soms subjectief, want ze moeten een selectie maken tussen alle nieuwsflitsen. Sommige media kiezen sneller voor de spectaculaire gebeurtenissen, anderen voor de politieke veranderingen of beursvooruitgang. Technologie, daarentegen, kan wel van pas komen in het opvoedingsproces. Leerlingen uit de digitale revolutie hebben handenvol informatie aan de onderkant van hun vingertoppen. 1 klik en het kind heeft al genoeg informatie over pakweg de ijsbeer om een hele National Geographic waardige documentaire te vullen. Wanneer die zieltjes van kinderen thuiskomen na een zware dag op school en direct als zombies naar hun tablet of smartphone vluchten, is er niet noodzakelijk een reden om met de handen in het haar te zitten. Ook dan blijven ze binnen hun leerproces. Er bestaan vandaag voldoende applicaties – in vakterminologie: apps – om kinderen te leren lezen, schrijven of rekenen in spelvorm. Op deze manier is het kind op een actieve manier bezig zichzelf te ontwikkelen.

Kinderen voedt je niet op om na te papegaaien, maar om zelf op te groeien tot democratische en eigenzinnige wereldburgers. Door kinderen te leren hun interesses en capaciteiten te volgen, kan het makkelijker in debat gaan met de omgeving. En die kritische zin is de basis van een goede democratie. “Een kind is geen lege fles die moet worden gevuld, maar een smeulend vuurtje dat moet worden aangewakkerd” – Michel de Montaigne